• Site 20
  • Site 39
  • Site 28
  • Site 11
  • Site 43
  • Site 30
  • Site 22
  • Site 1
  • Site 34
  • Site 16
  • Site 24
  • Site 40
  • Site 31
  • Site 15
  • Site 26
  • Site 33
  • Site 36
  • Site 49
  • Site 23
  • Site 35
  • Site 13
  • Site 18
  • Site 19
  • Site 31
  • Site 25
  • Site 32
  • Site 7
  • Site 12
  • Site 21
  • Site 29
  • Site 17
  • Site 42
  • Site 46
  • Site 48
  • Site 10
  • Site 37
  • Site 47
  • Site 14
  • Site 38

Kerstmis 1944 in Leiden in de hongerwinter
(door Mevrouw M.A. Zwaan den Holland)

Volgens allerlei illegaal verspreide avondkrantjes zoals Trouw en de De Vliegende Hollander had Dolle Dinsdag (de eerste dinsdag in september 1944) ook voor West Nederland de bevrijding moeten brengen. Vol verwachting op de komst van de bevrijders stonden we op de hoek van ’t Gangetje en de Breestraat toen de duitsers ons met geweervuur uiteenschoten.

Vanaf die dag werden de toch al zware “verordeningen” nog strakker aangehaald en strenger gecontroleerd. ’t Leven werd harder, bedreigender en angstiger, de bevolking wanhopig en ziek.

Kerkbezoek was nog net niet verboden en in die zware periode uit ons leven waren de kerken dan ook overvol. Elektriciteit werd nauwelijks geleverd, gebruikte je meer dan was toegewezen, werd je afgesloten. Huiswerk maakten we bij ’n kaarsje, met potlood, op ‘gewassen’ krantenpapier.

Wanneer de duisternis was ingevallen, mocht geen enkel licht uit de huizen op straat zichtbaar zijn: eventueel overvliegende geallieerde vliegtuigen moesten misleid worden.

De voedselrantsoenen werden gekort en er was gebrek aan alles, bovendien zette ’t najaar vroeg en koud in.

En zo nadere ’t Kerstfeest.

De nachtmis, hoogtepunt in de katholieke kerstviering, kon geen doorgang vinden; er was voor de kerken geen verwarming en verlichting en ’t zou ’n te zware onderneming zijn voor de hongerende kerkgangers in de zeer vroege donkere ochtenduren de kerkgebouwen veilig te bereiken.

Mijn vader, in de zomer van 1944 zestig jaar geworden, had midden in de stad ‘n bedrijf in technische oliën, vetten en teerproducten. De levering van de buitenlandse producten lag al 4 jaar stil en de binnenlandse artikelen, voor zover nog aanwezig, werden alleen verstrekt op ‘ toewijzingen’ bij door de bezetter aangewezen leveranciers.

Half november kwam zo’n toewijzing: bij de gasfabriek van Hoek van Holland kon ’n partij vaten watergasteer worden ingekocht. Voor de fabriek was dit ’n afvalproduct, maar bij de boeren toen gewild voor ’t teren van schuren en hekken en daarom werd ’t als ruilmiddel gebruikt tegen aardappelen, wortels-uien-bieten, melk-kaas-boter en graanproducten.

De vrachtwagens van het bedrijf waren al in ’41 en ’42 “gevorderd” en het kostte nogal wat inspanning ’n beurtschipper bereid te vinden de vracht op te halen. Gebroeders Baak uit Hoogmade hadden benodigde papieren om te kunnen uitvaren maar groot was de schrik toen bleek dat ’t adres van de gasfabriek de kade was van de Nieuwe Waterweg, dicht bij open zee! Gebroeders Baak waren slechts in ’t bezit van ’n binnenvaartscheepje van gemiddelde grootte, allerminst zeewaardig.

Na veel overleg en ’t goed bestuderen van de Enhuizer Almanak wat betrof ’t weer en de eb- en vloedstanden, werd ’n dag van afvaart bepaald, ’n overnachting aan boord en de terugvaart op de volgende dag.

Mijn Vader met twee schippers vertrokken met regen, maar och, dat was de tijd van ’t jaar ”en” zei mijn Vader altijd “het meeste valt ernaast”. Naarmate echter de dag vorderde begon er wind op te steken die aanwakkerde tot storm. Eenmaal de laatste sluizen gepasseerd, was ’t scheepje, dat geladen was met lege vaten die zouden worden ingeleverd, moeilijk hanteerbaar op de hoge golven maar men bereikte zonder ongelukken de hoge kade van de gasfabriek.

De mannen gingen in ’t aardedonker van boord, blij weer vaste grond onder de voeten te voelen. Met behulp van ’n “knijpkat” werd op de kade rondgekeken. De partij vaten watergasteer lag niet ver verwijderd maar behalve dat lag er nog veel meer: een zeer groot aantal vaten petroleum! Petroleum werd vervoerd in ’n speciaal soort fusten met rolbanden eromheen en met behulp van ’t schaarse lichtje uit de knijpkat waren op de bodems van die fusten de codetekens voor petroleum nog net leesbaar. Goud lag daar op die kade! Plotseling klonken duitse commando’s en de drie werden terig aan boord gejaagd; ’t terrein werd dus zorgvuldig bewaakt!

Die nacht werd er niet geslapen aan boord maar ’n groot en gevaarlijk plan besproken. Met behulp van de storm die alle geluid overstemde, met behulp van de golven die ’t schip telkens hoog optilden en met de meegebrachte strijken brachten de drie mannen twee vaten petroleum naar de ligplaats en verstopten ze in ’t vóóronder. Méér vaten meenemen was helaas niet mogelijk, ’t schip zou te zwaar belast worden.

Toen ’t licht begon te worden werd zo snel mogelijk de vracht teer aan boord genomen en na tweemaal gecontroleerd te zijn door de wachtlopende duitsers, die’t vooronder vergaten, werd de thuisreis aanvaard. Om ± 5 uur ’s middags arriveerde ’t schip aan de kade van de Nieuwe Rijn, t.o. Vlieland.

Opnieuw moest ’n gevaarlijk karwei geklaard worden want de vaten moesten over ’n afstand van ± 200 m over de straatkeien naar ’t pakhuis worden gerold. Dat brengt een hoop lawaai en heisa mee en zou snel de aandacht kunnen trekken van de duitsers, bovendien waren die vaten niet geschikt om over de “Leidse kinderhoofdjes” gerold te worden.

Er werd afgesproken dat Vader zelf de twee vaten petroleum naar huis zou rollen en ze onmiddelijk zou verbergen achter lege fusten onder ’n afdak. Het vloeibare goud was juist goed weggestopt toen drie duitsers bij de losplaats verschenen, de begeleidende papieren opeisten en de vaten gingen controleren. Nog maar nauwelijks met ’t tellen begonnen overviel hun ’n zware regenbui en nog lang niet klaar met hun werk dropen ze drijfnat af.

Die avond is in Leiden en Hoogmade een uitvoerig reisverhaal verteld, moesten doodvermoeide mannen al hun kleren laten drogen en achter ’n potkacheltje bijkomen van de zware spanning van de tocht en eenieder vroeg zich af wat er zou gaan gebeuren met de twee fusten van elk ± 250 liter!

Mijn vader wist daar wel raad mee! Als hij ’n karwei begon wat ’t resultaat al bepaald!

De vaten zijn leeggetapt in kleine petroleumbussen en zelfs in flessen, overal vandaan gescharreld! ’n Hels karwei want geen druppel mocht verloren gaan. De olie werd verdeeld over de Leidse katholieke kerken. Er werden stallantaarns geleend bij de boeren rondom de stad en eveneens afgeleverd op de pastorieën. Veel mensen hebben eensgezind aan deze uiterst geheime actie meegewerkt.

Kort voor de Kerstdagen kon ’t bericht verspreid worden dat op plaatsen in de stad de nachtmis met Kerstmis zou doorgaan. Dat vooruitzicht was ’n lichtpunt in de zwarte duisternis van ’t leven toen.

De stallantaarns verspreiden in de kerkgebouwen ’n warm aandoend, zacht deinend licht in die bijzondere Kerstnacht 1944, juist voldoende om ’n plaatsje te zoeken en dat zonder ongelukken te bereiken. In de looppaden tussen de kerkbanken waren tientallen extra stoelen bijgeplaatst en al ’n half uur vóór de nachtmis begon was geen plek meer te vinden.

Op handkarren en bakfietsen zonder banden werden oude en ziekelijke mensen, onder schamele dekens toegedekt, in die koude nacht naar de kerken vervoerd. Ook op transportfietsen waarvan de vlees- en broodmanden waren verwijderd, werden op ’n plankje bedekt met ’n kussen, gebrekkigen en invaliden ter kerke gereden.

Vurige gebeden om uitkomst zijn omhoog gezonden en ’t geluid van de uit volle borst meegezongen kerstliederen galmden door de straten en over de pleinen rondom de kerkgebouwen.

Twee vaten petroleum, met gevaar voor eigen leven gestolen van de duitsers, waren niet in staat geweest de duizenden kerkganger lichamelijk te voeden maar hebben wél gezorgd voor Geestelijk Voedsel.

’t Goud op de kade van Hoek van Holland was omgezet in ’n gouden schijnsel van ’n duistere kerstnacht.

Met mijn handtekening onder deze kerstherinnering 1944 wil ik aangeven dat niets ervan is verzonnen.
Alles is echt gebeurd. M.A. Zwaan den Holland.